Rouwen, het is me maar wat. Zeker als je pas begin twintig bent en eigenlijk geen idee hebt wat je aan het doen bent. En er voor je gevoel niemand is die je aan de hand kan nemen en je kan wijzen op de obstakels die je onderweg tegenkomt en je de mooie uitzichten laat zien. Want ja, die zijn er echt nog steeds, je moet alleen iets beter kijken dan je misschien gewend bent. Mijn rouwproces voelt als een reis zonder eindbestemming, zonder doel. In deze rubriek wil ik mijn ‘rouwe reis’ laten zien.
In maart 2018 verloor ik mijn jongere zusje en sindsdien is alles anders. Ik wil je meenemen over alle bergen die ik beklommen heb en nog zal gaan beklimmen, langs alle afgronden en diepe dalen. Maar ook zal ik licht schijnen op de vergezichten en prachtige zonsondergangen. Ik hoop dat ik je middels deze woorden soms aan de hand kan nemen en je laten voelen dat ondanks we dit allemaal alleen moeten doen, we toch samen zijn.
Lees eerst deel 2 van deze serie: De eerste drempel: “Wilde alleen maar op de bank zitten en huilen”
Na de eerste voorzichtige stapjes op de weg die ik onvrijwillig was ingeslagen en de eerste drempels overleefd te hebben, kon ‘het leven’ weer beginnen. Terwijl ik de eerste weken mezelf elke dag in slaap huilde, haar laatste weken zich maar achter elkaar in mijn hoofd afspeelden en ik bij mezelf te rade bleef gaan of ik er wel écht vaak genoeg geweest was, deed de lente onverstoorbaar haar intrede.
Het leek alsof de wereld me wilde vertellen dat ik door moest gaan. Dat er naast de dood ook nieuw leven kon zijn. Nieuw leven in de vorm van net uitgekomen krokussen en pasgeboren eendjes, helaas geen wederopstandingen van dode zusjes. De natuur herinnerde me er aan dat de aarde niet gestopt was met draaien, dat de seizoenen zouden blijven komen en dat er licht kwam na een donkere nacht vol tranen.
Het werd stiller en stiller
Het was niet alleen de natuur die me zachtjes doch dwingend wilde laten zien dat het leven door ging, ik voelde het ook bij de mensen om me heen. Daar waar ik in de eerste weken overspoeld werd door kaartjes, appjes en belletjes, werd het op een zeker moment steeds stiller. Echt stil is het nooit geworden. Er bleven mensen vragen, bellen en knuffels geven, maar het werd minder, veel minder. En ik snapte het, want ook ik werd op een gegeven moment best moe van de vraag hoe het nou met me ging. Want ja, hoe ging het eigenlijk? Het ging, zei ik dan vaak. Een antwoord wat het dichtst in de buurt van de werkelijkheid kwam.
Maar eigenlijk snapte ik niks van die werkelijkheid. Ik vroeg me dagelijks af hoe het kon dat ik elke dag opstond. Dat ik blij kon zijn met de zon die door mijn gordijnen scheen. Dat ik überhaupt nog kon functioneren. Niemand kon me een logisch antwoord geven op deze vraag. Ik twijfelde aan elk gevoel wat ik had, want mocht dat wel? Hoorde dat wel? Niets voelde kloppend. Het regende en de zon scheen, en ik stond op de regenboog er tussen – niet wetende welke kant ik op moest.
‘Ik wilde bij haar en ik wilde weg’
Ik wilde medelijden en ik wilde met rust gelaten worden. Ik wilde dat mensen mijn pijn zagen en ik wilde het verstoppen onder mijn kussen. Ik wilde over haar dromen zodat ik haar stem zou horen en ik zette elk filmpje waarin ik haar hoorde direct weer uit. Ik wilde bij haar en ik wilde weg. Ik wilde dat mijn leven weer normaal werd en ik was doodsbang haar te vergeten. Soms trok ik me niets aan van de vorst aan de grond, en bloeide ik als een krokus op de eerste lentedag. Soms was ik zo verdrietig als de verwelkte zonnebloemen op haar graf.
‘Rouw is grillig’ wordt er vaak gezegd, en daar is geen woord aan gelogen. Rouw heeft geen duidelijk begin en naar mijn weten ook geen helder einde. Het steekt zo nu en dan de kop op en houdt je soms vreselijk lang in z’n greep. Maar hij laat je op een dag ook weer los. Om je even te laten bloeien. Om even de touwtjes te kunnen laten vieren, om ze daarna weer strak aan te kunnen trekken. Het lijkt soms een kat en muisspel zonder winnaar. Wegrennen voor rouw kan naar mijn weten niet. Het wegstoppen van verdriet, van gemis, is volgens mij een onderdeel van rouw. Je moet het soms misschien eerst hebben weggestopt om het daarna aan te kunnen kijken.
Elke dag een regenboog
Ik heb mijn rouw nodig om te kunnen leven. Ik heb de tranen, de wanhoop en de machteloosheid nodig om te kunnen genieten van de slappe lach, de verwondering en al het moois wat het leven ook nog steeds is. Om naar voren te durven kijken. Want ondanks dat rouw je soms dwingt om stil te staan en je het gevoel geeft dat je in een oneindige regenbui beland bent, sta je nooit écht stil. De regen gaat voorbij en die regenboog is er altijd. Het is alleen soms heel moeilijk om hem te vinden, maar hij is er. Elke dag.
Het vierde deel van ‘Mijn Rouwe Reis’ is hier op COMMEN. te lezen.
Vond je dit artikel interessant? Volg COMMEN. op Facebook, Twitter en Instagram voor meer verhalen over mentale gezondheid, of ontvang al onze artikelen via WhatsApp.
Heb je geen social media of geen zin om ons te volgen? Blijf op de hoogte van onze laatste artikelen via een snelkoppeling op je telefoon of schrijf je in voor onze nieuwsbrief en ontvang één keer per maand een mail met onze beste artikelen.
You may also like
-
Mijn Rouwe Reis #8 | Rouwmoe: ik ga even uitrusten van het rouwen
-
Mijn Rouwe Reis #7 | Rouwen: de onzinnige verdriet-competitie
-
Mijn Rouwe Reis #6 | Rouwen: Balans tussen slappe lach en liters tranen
-
Mijn Rouwe Reis #5 | Rouwen en tijdsbesef
-
Mijn Rouwe Reis #4 | ‘Ik bewaarde de kou van haar dood onderin mijn backpack’