We weten inmiddels dat er water op Mars is, we kunnen gedachten van de ene slak naar het andere weekdier overzetten en brandstof uit water halen. De afgelopen jaren is de wetenschap hard vooruit gegaan, ook op het gebied van psychische gezondheid. Hoe kan het dan dat we nog steeds niet precies weten wat autisme veroorzaakt? Over waarom er niet één oorzaak van autisme is, en waarom ouders (in spe) zich niet moeten laten opjutten door media. Dit zegt de wetenschap over de oorzaak van autisme.
Oorzaak van autisme bestaat niet
First things first. Het is niet helemaal duidelijk hoeveel Nederlanders rondlopen met autisme, of zoals de officiële naam luidt: autismespectrumstoornis (ASS). Wel weten we dat er op dit moment zo’n 40,000 jongens en meisjes tussen de 4 en 12 jaar oud met de ontwikkelingsstoornis gediagnosticeerd zijn. Ook is duidelijk dat het aantal diagnoses toeneemt: waarom dit gebeurt is eveneens punt van discussie.
Zoals dat gaat met een toenemend aantal labels proberen we een toename te verklaren en op te lossen. Ook de wetenschap krijgt steeds meer interesse voor dit onderwerp. Daar waar in de jaren ’70 autisme nog geen naam had en vooral als handicap werd weggezet, werden er in 2018 meer dan 500 onderzoeken naar het ontstaan van de stoornis gepubliceerd.
Want, wat is de oorzaak van autisme eigenlijk? Op het eerste gezicht een simpele vraag, maar wel een verkeerde. Het korte antwoord is dan ook dat de wetenschap niet weet wat autisme veroorzaakt. Het lange antwoord is dat autisme het resultaat is van biologie en opvoeding. Inderdaad, het aloude nature-nurture-debat komt weer om de hoek kijken.
Wel zijn de meeste wetenschappers het erover eens dat de biologische oorzaak, nature (aanleg), dominant is. De precieze percentages lopen ver uiteen, maar de meeste onderzoeken stellen dat zo’n 50 tot 95 procent van het ‘risico’ op een autismediagnose kan worden verklaard aan de hand van iemands genenpakket.
De meest betrouwbare cijfers zijn afkomstig uit studies naar hoe vaak autisme voorkomt bij (identieke) tweelingen, omdat zij precies hetzelfde DNA-pakket delen. Eén van de meest aangehaalde en grootste onderzoeken is het ‘Twins Early Development Study‘ (TEDS). Hierin worden ruim 10,000 Engelse tweelingen – waarvan 3675 eeneiig en 7063 twee-eiig – geboren tussen 1994 en 1996 gevolgd.
Het onderzoek is tot op de dag van vandaag aan de gang, maar de eerste resultaten zijn veelbelovend. De afgelopen 20 jaar hadden onderzoekers intensief contact met de tweelingen zelf en hun ouders. Zodoende blijkt dat 141 kinderen tot dusver met autisme gediagnosticeerd zijn. Daarbij vertonen nog eens 40 anderen ‘autisme-achtige’ symptomen, maar hebben (nog) geen officiële diagnose.
Omdat tweelingen hetzelfde DNA hebben, vormen ze hun eigen controlegroep. Misschien heb je nooit een academische studie gedaan, maar dit is de natte droom van iedere wetenschapper omdat je resultaten qua betrouwbaarheid en kwaliteit omhoog schieten.