Er is iets wat ik niet begrijp aan de hulpverlening. Dit heeft te maken met het gebrek aan kennis over zelfbeschadiging. Ik heb zelf te maken gekregen met een aantal hulpverleners die naar mijn idee niet echt wisten hoe ze met mij en mijn problemen om moesten gaan. Ze leken ook niet door te hebben dat hun reactie totaal niet behulpzaam was. Dit moet veranderen.
Mijn ervaringen staan niet op zichzelf. Het internet staat vol met gelijksoortige verhalen: hulpverleners die zo reageerden dat patiënten zich afgewezen of onveilig voelden. Wat ik me afvraag is: waarom zijn de reacties soms zo naar en onbegripvol? Zij zijn juist degenen die moeten helpen. Als iemand zou weten hoe je zonder vooroordelen in zo’n situatie zou moeten reageren, zijn het hulpverleners.
De reactie vanuit hulpverleners hangt vaak samen met vooroordelen. Zelfbeschadiging zou tegennatuurlijk zijn, een puberteitsfase, een reactie op alle veranderingen in je lichaam en hersenen en iets waar je wel overheen groeit. Dit is simpelweg niet waar.
Inderdaad: zelfbeschadiging onder jongeren komt vaker voor dan op latere leeftijd, zo blijkt uit internationale cijfers. Ruim 17 procent van de jongvolwassenen beschadigt zichzelf, tegenover 13,4 procent van de jongvolwassenen en 5,5 procent van de volwassenen. Op basis van deze cijfers zou je inderdaad concluderen dat zelfbeschadiging een fase is. Toch klopt dit niet, zo stelt ook Nienke Kool.
Zij is gepromoveerd op dit onderwerp, met als specifiek thema het verbeteren van de zorg rondom zelfbeschadiging. Het onderzoek is ontzettend interessant en hier kun je een samenvatting lezen. Alleen al in de eerste twee voorbeelden wordt duidelijk aangetoond waarom het van belang is dat hulpverleners opgeleid worden om goed te reageren op zelfbeschadiging.
Lees ook: We hebben een nieuwe definitie voor zelfbeschadiging nodig
‘Onnatuurlijk gedrag’
Ook al vinden zij dit gedrag persoonlijk ‘onnatuurlijk’, er is een groot verschil in de manier waarop wordt gereageerd tussen hulpverleners die wél, en geen training hebben gekregen. Patiënten die behandeld werden door een getrainde professional voelden zich positiever tijdens de behandeling dan de groep waarbij de hulpverlener geen cursus had gevolgd. Verder blijkt dat 33,2 procent van de mensen met een psychische aandoening op een gegeven moment in hun leven met zelfbeschadiging in aanraking komen.
Ik schreef al eerder, in dit artikel, dat het belangrijk is om te onthouden dat je jezelf niet hoeft te bewijzen, ook niet tegenover hulpverleners. Dit komt voort uit een eigen ervaring.
Ik moest in 2013 naar de schooldokter voor een verwijzing naar een psycholoog. Het gesprek verliep, in hoeverre ik me kan herinneren, goed, tot het moment dat ze vroeg of ik mijn mouwen kon oprollen. Ik had gewild dat ik me toen al had beseft dat ik me niet hoefde te bewijzen, dat mijn woorden genoeg zouden moeten zijn. Ik vond het enorm beschamend om me op die manier te moeten bewijzen, om mijn littekens en wonden op die manier te moeten delen. Jaren later kan ik nog steeds niet helemaal begrijpen waarom ze het vroeg, behalve dus als bewijs. Maar ze vragen toch ook niet aan iemand met depressies om bewijs? Waarom is het dan wel belangrijk om wel bewijs te zien van wat ik mezelf aandoe?
‘Je bent te oud voor zelfbeschadiging’
Door die eerdere ervaring maakte het voor mij lastiger om zelfbeschadiging weer te benoemen bij hulpverleners. Ik wist immers niet wat er zou gebeuren: zou ik weer mijn mouwen moeten oprollen voor een doorverwijzing? Zou ik me weer moeten bewijzen? Ik had inmiddels ook veel meer horrorverhalen gelezen op het internet, en die droegen ook niet bij aan een positief beeld van de hulpverlening.
Een aantal jaar later stapte ik de spreekkamer van mijn huisarts in voor een doorverwijzing naar een psycholoog. Ik vertelde onder andere dat ik bang was dat ik zou terugvallen in mijn zelfbeschadiging. Het antwoord van mijn huisarts was: ‘Zelfbeschadiging is iets waarmee jonge meisjes hun emoties uiten.’ Op dat moment wist ik echt niet wat ik moest zeggen. Ik wist dat de huisarts het bedoelde als een geruststelling: ‘Wees maar niet bang, zelfbeschadiging is een fase.’ Maar het voelde eerder alsof mijn beleving zo van de tafel werd geveegd: het kan niet dat ik ga terugvallen, ik ben geen vijftien meer.
Het kon niet dat ik ooit nog zou toegeven aan zelfbeschadigend gedrag, daar was ik te oud voor. Waar dit idee vandaan komt begrijp ik niet. Ja, zelfbeschadiging komt meer voor onder jongeren, maar in de cijfers die ik eerder noemde komt toch duidelijk naar voren dat er ook genoeg volwassenen kampen met dit probleem. Alles wat invloed heeft op een terugval, staat los van leeftijd. Naarmate je ouder bent is de kans groter dat je beter leert omgaan met je emoties en ook met zelfbeschadiging, maar de reactie van de huisarts was een enorme versimpeling van die gedachte.
Uit het onderzoek van Kool blijkt net als uit mijn voorbeeld dat er op verschillende – vaak negatieve – manieren gereageerd wordt als hulpverleners geconfronteerd worden met zelfbeschadiging. Denk hierbij aan teleurstelling, machteloosheid, ongeloof en frustratie. Daarbij komt nog dat het voor hulpverleners moeilijk is om in te grijpen bij zelfbeschadiging. Dit zorgt voor een negatieve wisselwerking: hulpverleners vinden het moeilijk om opbouwend te reageren op patiënten die aan zelfbeschadiging doen, waardoor zij zich weer niet veilig voelen om hun verhaal te doen.
Ook interessant: Waarom zelfbeschadiging hetzelfde is als een verslaving
Een heftig onderwerp
Dit terwijl het juist bij een onderwerp als zelfbeschadiging belangrijk is dat hulpverleners speciale training ontvangen. Ik kan het me namelijk voorstellen dat het nogal wat van je vergt. Zelfbeschadiging is een heftig onderwerp en voelt als iets tegen natuurlijks, omdat ‘gezonde’ mensen zich goed verzorgen en zich waarschijnlijk niet kunnen voorstellen waarom je iets scherps in je eigen huid zou zetten. Hulpverleners moeten daarom niet handelen vanuit die gedachtegang. Kool pleit daarom voor extra trainingen tijdens de opleiding van verpleegkundigen, zorg- en maatschappelijk werk-professionals.
Wij, als patiënten, verwachten een hoop van zorgverleners, terwijl het uiteindelijk ook gewoon mensen zijn. Het valt hen daarom eigenlijk niet te verwijten dat ze niet weten om te gaan met zelfbeschadiging: ze zijn er niet voor opgeleid. Hierdoor baseren ze hun reacties op vooroordelen, en dat is problematisch. De hulpverlening zou daarom een stuk beter zijn als er wordt voorbereid op zelfbeschadiging: het is namelijk een probleem van iedereen.