Mijn Rouwe Reis #1 | Het vertrek: “Voor ik opneem, voel ik al: dit is foute boel”

Als Sabien Brehler 22 is verliest ze haar zusje Margot. Haar prachtige, sterke zusje. De reis die volgt voor Sabien beschrijft ze in COMMEN.-serie ‘Mijn Rouwe Reis’.

Rouwen, het is me maar wat. Zeker als je pas begin twintig bent en eigenlijk geen idee hebt wat je aan het doen bent. En er voor je gevoel niemand is die je aan de hand kan nemen en je kan wijzen op de obstakels die je onderweg tegenkomt en je de mooie uitzichten laat zien. Want ja, die zijn er echt nog steeds, je moet alleen iets beter kijken dan je misschien gewend bent. Mijn rouwproces voelt als een reis zonder eindbestemming, zonder doel. In deze serie wil ik je mijn ‘rouwe reis’ laten zien. In maart 2018 verloor ik mijn jongere zusje en sindsdien is alles anders. Ik wil je meenemen over alle bergen die ik beklommen heb en nog zal gaan beklimmen, langs alle afronden en diepe dalen. Maar ook zal ik licht schijnen op de vergezichten en prachtige zonsondergangen. Ik hoop dat ik je middels deze woorden soms aan de hand kan nemen en je laten voelen dat ondanks we dit allemaal alleen moeten doen, we toch samen zijn.

13 maart 2018. Het is dinsdagochtend en ik lig in mijn bed in mijn Utrechtse studentenkamer. Ik word gebeld, het is nog geen 7 uur en in beeld staat ‘Papa mobiel’. Later zou ik dit hét telefoontje gaan noemen. Voor ik opneem, voel ik al: dit is foute boel. Heel erg foute boel.

Hij was in Hannover, ik in Utrecht. Mijn zusje Margot lag al meer dan drie maanden in het ziekenhuis in die troosteloze Duitse stad. Daar deden ze namelijk wel die ene operatie waar ze in Nederland hun vingers liever niet aan branden: een nieuw hart en twee nieuwe longen. Het was een – zoals ze dat noemden – zeldzame operatie. Er zijn maar weinig mensen die een nieuw donorhart én donorlongen nodig hebben om nog verder te leven. En er zijn zeker weinig meisjes van net 21 die niet zonder deze operatie kunnen. Maar Margot was een van die meisjes, dit was haar laatste strohalm.

“Haar dood was Margots enige kans op leven”

Ongeveer drie maanden eerder, tijdens de één na laatste nacht van 2017, was het eindelijk zo ver. Er was een jonge Duitse vrouw overleden, haar dood was Margots enige kans op leven. Sindsdien lag ze al drie maanden in dat witte bed, met al die slangen en apparatuur. Ademen deed ze al een tijdje niet meer zelf, daar hadden ze hele slimme machines voor.

Ik was er twee dagen voor hét telefoontje nog geweest. Praten ging toen ook al niet meer. Ik ging bij elke zin die ze wilde zeggen het hele alfabet af en Margot knikte bij de juiste letter. We praatten die dag vooral met onze ogen. Het was de laatste dag dat ik haar levend zou zien. De laatste keer dat we elkaar aankeken en elkaar zagen voor wie we waren. Namelijk zussen. Zij, mijn kleine kwetsbare zusje in een ziekenhuis bed op de intensive care van een ziekenhuis in Hannover. Zij, mijn prachtige en ongelooflijk sterke zusje dat daar al maanden lag en niet van plan was om op te geven.

Ik, één van haar grote zussen die elke week weer naast haar bed zat, ademtherapie met haar oefende, die kadootjes voor haar meebracht waar ze eigenlijk niets om gaf. Eén van die zussen die met haar een lijst had gemaakt van dingen die ze wilde doen als ze eindelijk naar huis mocht. Een lijst die bestond uit kopjes thee drinken bij oma, een zomerdag in de tuin bij mama zitten en een reis met haar twee grote zussen naar Barcelona, omdat ze het gelijknamige liedje van Ed Sheeran zo leuk vond. Eén van die zussen die elke avond vreesde dat dit haar laatste dag zou zijn.

Foto door Thibault Mokuenko op Unsplash

Ik huilde zachtjes om mijn dode zusje

13 maart 2018 was het haar laatste dag. Of eigenlijk haar laatste ochtend. Die ochtend is ze iets voor half 8 overleden. Of ze die nacht echt wakker is geweest, weten we niet. Wat we wel weten dat ze zonder beademing niets meer kon. Dat haar lichaam de strijd tot het gaatje had gestreden en dat het teveel was. Onmenselijk veel voor een meisje van net een maand 21.

Die dertiende maart kon ik alleen maar de mantra: ‘oh, wat erg. Oh, wat erg,’ uitspreken toen ik ’s ochtends onder de douche stapte om vervolgens in een overvolle trein naar Den Haag te reizen. Op weg naar mijn andere zus die daar ook het nieuws van papa had gekregen. Tussen alle mensen die nietsvermoedend naar hun werk reisden, stond ik zachtjes te huilen om mijn dode zusje.

‘Oh, wat erg.’

Het ergste wat we konden bedenken, was die dertiende maart werkelijkheid geworden. Sinds die dag is alles anders. Elke ochtend word ik anders wakker dan de jaren die ik ervoor wakker ben geworden en elke avond ga ik anders slapen. Iedere dag mis ik haar, weet ik dat ik haar nooit meer zal zien, en dat dat nooit meer verdomde lang is.

Water met een citroentje

Elk seizoen voel ik haar gemis. De eerste zomer zonder haar, de eerste herfst en haar eerste verjaardag in de winter. En de tweede lente, de derde en de vierde en ga zo maar door. De zoveelste keer dat ik haar niet kan vertellen hoe mooi de krokussen bloeien in het Wilhelminapark. En we niet kunnen delen hoe fijn we het vinden dat de zon zich weer langzaam laat zien. Dat ik zonder haar in de tuin van mama zit met een glaasje water met een citroentje. Een van de dingen die op haar lijst in Hannover had gestaan, ik hoor het haar nog zeggen met haar toen schorre stem. Dat citroentje in haar water was heel belangrijk. En de zon op haar gezicht voelen en tevreden zijn met alles wat er op dat moment is. Daar had ze zo naar uitgekeken.

Als ik nu in de tuin zit met mijn water met dat citroentje, voel ik alles behalve tevredenheid. Ik voel verdriet, woede en onmacht. Ik voel de pijn dat de tuinstoel naast me leeg is en nooit meer gevuld zal worden. Ik voel dat zij daar naast me zou moeten zitten en dat we achterover zouden moeten leunen en elkaar opgelucht aan zouden moeten kijken. Dat onze ogen elkaar zouden ontmoeten zoals de laatste keer dat ze dat deden. En dat ik in haar ogen opluchting zou lezen, dat ze de strijd overleefd had. En dan zou zij in mijn ogen onmenselijke trots zien. Trots op dat zij daar zat, met haar verdiende water met een citroentje. En met die verdiende zon op haar gezicht. Trots dat zij zij was en dat zij mijn kleine zusje was.

Lees hier deel 2 van Mijn Rouwe Reis: De eerste drempel: “Wilde alleen maar op de bank zitten en huilen”

Vond je dit artikel interessant? Volg COMMEN. op Facebook, Twitter en Instagram voor meer verhalen over mentale gezondheid, of ontvang al onze artikelen via WhatsApp.

Heb je geen social media of geen zin om ons te volgen? Blijf op de hoogte van onze laatste artikelen via een snelkoppeling op je telefoon of schrijf je in voor onze nieuwsbrief en ontvang één keer per maand een mail met onze beste artikelen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *