Bijna iedereen steekt zijn hand op als de docent vraagt wie er allemaal nog op zoek is naar zijn of haar passie. Hoe mooi en romantisch deze ‘zoektocht’ ook lijkt: het advies om op zoek te gaan naar je passie slaat nergens op.
Carol Dweck, professor aan de Universiteit van Stanford, weet nog hoe de leerlingen uit hun ogen keken bij het stellen van deze vraag. “Ze keken me met een glazige blik aan. Het leek wel alsof ze letterlijk op een ‘aha’-moment zaten te wachten. Alsof je ineens op een ochtend wakker wordt en dan zeker weet dat je accountant wordt”, zo zegt Dweck.
“Zou je oneindig veel motivatie hebben voor deze passie?, vroeg ze toen aan de klas. Wederom knikte bijna iedereen. “Sorry voor de manier van brengen, maar meestal gebeurt het niet zo”, zei Dweck toen.
“Vind je passie” is een waardeloos advies
Je hoort het de laatste tijd steeds vaker. De zin “vind je passie” duikt steeds vaker op in teksten, social media en er zijn tal van zelfverklaarde lifestyle-experts die boeken volschrijven met stappenplannen voor het creëren van je droom. “Maak van je hobby je werk en je hoeft geen dag in je leven te werken” is een uitspraak van hetzelfde kaliber.
Dit soort adviezen spiegelen jongeren echter een verkeerd toekomstbeeld voor, vinden Dweck en anderen.
‘Wat is de consequentie van zo’n boodschap?’, vraagt medestander Paul O’Keefe, assistent-professor aan de Universiteit van Yale, zich af. ‘Dat betekent dat wanneer iets als werk aanvoelt, het diep van binnen toch blijkbaar niet je passie is.’ Hij geeft het voorbeeld van een ex-student die sinds enkele jaren van onderzoek naar onderzoek hobbelt, in de hoop haar ware passie te ontdekken. ‘Zulke mensen hebben het idee dat je elke ochtend wanneer je het kantoor binnenkomt moet worden overladen door een totaal gevoel van passie’, zegt O’Keefe.
Genoeg reden voor O’Keefe om samen met collega’s Greg Walton en de eerdergenoemde Dweck een onderzoek te starten. De belangrijkste conclusie van dit onderzoek is dat passies niet ineens ‘gevonden’ worden, ze worden ontwikkeld.
Het onderzoek is gebaseerd op eerder onderzoek waarbij twee soorten ‘mindsets’ (gedachtepatronen) zijn vastgesteld. De eerste is een gedachtepatroon waarbij ervanuit wordt gegaan dat interesses, hobby’s en bezigheden in meer of mindere mate vanaf de geboorte vastliggen. Je bent met een bepaalde set aan vaardigheden geboren: het enige dat jij moet doen, is ze ontdekken.
De andere mindset gaat juist uit van groei. Mensen worden relatief blanco geboren en hebben in de loop van hun leven de kans om bepaalde interesses te ontdekken, en te ontwikkelen.
> Lees ook: Waarom zelfhulpboeken kut zijn
Er zijn twee soorten mensen in deze wereld
Om te kijken hoe deze twee gedachtegangen invloed hebben op de manier waarop je naar het ontwikkelen van interesses – en uiteindelijk passies – kijkt, besloten O’Keefe en cohorten de proef op de som te nemen. Ze onderzochten ruim 400 studenten – een groep die vaak als advies krijgt om op zoek te gaan naar hun passie.
De eerste test had als doel om een zelfbeeld van de studenten te schetsen. Ze moesten aangeven of ze geloven in het vinden van je passie, of in het ontwikkelen ervan. Vervolgens werd de groep opgedeeld in twee groepen.
Aan de ene kant had je de “techneuten”, studenten met interesse in exacte vakken zoals wiskunde. Daartegenover staan de zogenoemde “abstracten”, die meer interesse tonen in kunst en andere niet-exacte vakgebieden.
Vervolgens moesten beide groepen een artikel lezen dat niet overeenkwam met hun interesses. De ‘kunstenaars’ lazen een stuk over de toekomst van algoritmen terwijl de ‘wiskundigen’ aan de slag gingen met kunstgeschiedenis.
Oogkleppen op
Wat bleek? Hoe meer een student het idee aanhing dat passies al vanaf de geboorte zijn aangebracht, hoe minder geïnteresseerd diegene was in het artikel.
Vervolgens moesten de studenten informatie lezen over één van beide mindsets, waarna ze opnieuw een artikel voorgeschoteld kregen dat niet overeenkwam met hun interesses.
Interessant genoeg waren studenten die hadden gelezen over de theorie dat passies aangeboren zijn minder interesse in het voorgeschotelde artikel dan studenten die hadden gelezen over de ‘groeitheorie’, die er juist vanuit gaat dat je passies kunt ontwikkelen.
O’Keefe en zijn medeauteurs denken dat dit te maken heeft met het feit dat studenten die de ‘geboortetheorie’ aanhangen onbedoeld oogkleppen ophebben. Ze verdiepen zich niet in interessante vakgebieden of nemen deze vakken niet op in hun pakket, omdat ze denken dat deze materie niet overeenkomt met hun passie(s).
Het is eigenlijk krankzinnig dat als je ervan uitgaat dat passies ‘gevonden’ moeten worden, je niet bezig bent met het continu zoeken ernaar’, zegt Walton. ‘Je zou juist naar school moeten gaan en je laten verrassen. Wie weet ‘vind’ je op die manier wel je passie.’
Oneindig veel motivatie
Daarnaast zijn de onderzoekers van mening dat de geboortetheorie ervoor zorgt dat mensen (te) gemakkelijk opgeven. ‘Als je baan moeilijk wordt, en je daadwerkelijk moeite moet doen, is het blijkbaar toch niet je passie’, zo zegt Walton.
Deze bevinding komt overeen met de mening van studenten die in de ‘geboortehoek’ zitten. Het merendeel van hen was van mening dat zodra je je passie gevonden hebt, je over oneindig veel motivatie beschikt om je doelen te behalen.
Hoofdauteur Dweck doet al langer onderzoek naar interesses en legde eerder al een verband tussen intelligentie en de twee mindsets. Hieruit blijkt dat mensen die geloven in groei over het algemeen minder bang zijn om te falen, omdat ze geloven dat mislukkingen erbij horen. Met andere woorden: zij geloven dat je niet direct goed in iets kan zijn.
Op basis van al dit onderzoek is Dweck er daarom van overtuigd dat “vind je passie” een achterhaald advies is. Het is echter niet raar dat mensen het nog steeds gebruiken, het kent namelijk een lange geschiedenis. ‘Voordat mensen elkaar vertelden dat je op zoek moest gaan naar je passie, zeiden ze tegen elkaar dat je op zoek moest gaan naar datgene waar je heel goed in was. Je moest ergens in uitblinken’, aldus Dweck.
Dit advies bleek echter behoorlijk intimiderend voor sommigen. Als jij nergens in uitblinkt, hoor je er blijkbaar niet bij. In de tweede helft van de 20e eeuw is deze opvatting daarom veranderd naar ‘ga op zoek naar je passie’. Dit credo klinkt een stuk eerlijker en vriendelijker. ‘Iedereen heeft wel iets dat interesse opwekt’, geeft Dweck aan.
Het probleem is echter dat je wel actief op zoek moet gaan naar waar je goed in bent. Alleen door veel te proberen en te ondernemen kom je hierachter. Opmerkelijk genoeg raken veel tieners en jongvolwassenen deze motivatie om veel uit te proberen op een gegeven moment kwijt, zo blijkt uit een studie.
Interesses verliezen
Professor Renninger zegt dat interesses ontwikkeld kunnen worden en deed hiervoor onderzoek naar kinderen in verschillende leeftijdsklassen. Hieruit blijkt dat kinderen tot en met 8 jaar nergens hun hand voor om draaien en alles willen proberen, ongeacht of ze goed in de activiteit zijn, of niet.
Wanneer kinderen tussen de 8 en 12 jaar oud zijn beginnen ze hun skills te vergelijken, en slaat de onzekerheid soms toe. Je komt erachter dat je niet goed kunt voetballen, de motoriek van een kamerplant hebt of bijvoorbeeld weinig technisch inzicht (getuige je slechte Lego-creaties).
Het is op dat moment belangrijk dat anderen, zoals je ouders of leraar, je aanmoedigen zodat je geïnteresseerd blijft. Wanneer je omgeving dit niet doet ben je sneller geneigd dingen af te schrijven, en je interesses niet te ontwikkelen. ‘Met genoeg hulp kunnen de meeste mensen bijna overal goed in worden’, zo zegt Renninger.
De vraag is dus: hoe gaan we jonge kinderen leren dat het heel normaal is om niet direct te weten wat je leuk vindt? Je moet nou eenmaal een hoop oefenen, proberen en falen voordat je ergens goed in bent.
Jammer genoeg heeft geen van alle wetenschappers hier een kant-en-klaar antwoord op. Wel geloven ze dat passies niet aangeboren zijn, maar ontwikkeld worden. ‘Wanneer je iets interessant vind en je erin verdiept kom je na verloop van tijd uitdagingen of problemen tegen. Deze obstakels moet je overwinnen en pas zodra je je eigen grenzen hebt verlegd en beter bent dan je ooit voor mogelijk had geacht, heb je echt je passie gevonden’, aldus Walton.
‘Ik heb daarom geen praktisch stappenplan voor mensen die niet weten wat ze moeten doen in het leven, maar weet wel dat mijn studenten op een gegeven moment enthousiaster waren over het ontwikkelen van hun passie, dan naar het afwachten.’